Resolution v Shionogi: met gezichtspunten zonder uitgangspunten wordt rechtszekerheid een wassen neus

HR, 8 juni 2018, ECLI:NL:GHDHA:2016:339 (Resolution v Shionogi) (conclusie A-G G.R.B. van Peursem), raadsheren: E.J. Numann, C.A. Streefkerk, G. de Groot, M.V. Polak en C.E. du Perron

Noot AA 2019, p. 492- 498

 Inleiding

De Hoge Raad grijpt deze octrooizaak aan om – daartoe aangespoord door Advocaat-Generaal Van Peursem – duidelijk te maken dat de in het arrest van 29 maart 2002 in de zaak Van Bentum v Kool[1] geformuleerde ‘afstandsleer’ niet langer geldend recht is. Duidelijkheid is goed voor de rechtszekerheid dus dat valt alleen maar toe te juichen. De mate waarin de Hoge Raad die duidelijkheid verschaft valt bij nader inzien echter tegen. Met name de door de Hoge Raad in dit arrest ook weer omarmde ‘gezichtspuntenleer’ roept bij nader inzien de nodige onduidelijkheden op. De vraag rijst of die gezichtspuntenleer ‘de stand van het octrooirecht’ wel verrijkt, zoals een geoctrooieerde uitvinding geacht wordt ‘de stand van de techniek’ te verrijken. […].

Om rechtszekerheid niet een illusie te laten zijn, mag een octrooiconclusie niet – in de woorden van Justice Bradley in het arrest White v Dunbar van de Amerikaanse Supreme Court uit 1886 – gezien worden als “a nose of wax, which may be turned and twisted in any direction”. De door de Hoge Raad ook in dit arrest weer verder omarmde ‘gezichtspuntenleer’ – waarbij een scala aan gezichtspunten voor de uitleg van een conclusie gehanteerd kunnen worden, zonder nader te specificeren wanneer welk gezichtspunt met welke wegingsfactor gebruikt kan worden – lijkt het gevaar dat een octrooiconclusie als een wassenneus alle kanten op gedraaid kan worden echter niet te bezweren