Dit nieuwe octrooi remt innovatie

Financieel Dagblad, 22 oktober 2002

Het Ministerie van Economische Zaken concludeerde december vorig jaar in een Evaluatie dat de Rijksoctrooiwet 1995 zonder noemenswaardige problemen functioneert en er geen  reden voor verandering is. Nieuw onderzoek door Clifford Chance leidt echter tot alarmerende conclusies. Met de nieuwe registratieoctrooien in de hand voeren bedrijven vaker en succesvoller rechtszaken dan met reguliere octrooien.
Het nieuwe octrooi blijkt een geducht concurrentiewapen en dat is nadelig voor de Nederlandse industrie op haar thuismarkt. De Riiksoctrooiwet introduceerde regiskatie-octrooien om octrooien populairder te maken bij het Nederlandse midden- en kleinbedriif met als doel innovatie te stimuleren. Bij deze alleen voor Nederland geldende registratie-octrooien wordt simpelweg een stempel gezet op een ingediend verzoek tot octrooi. Zo krijgt een organisatie snel en goedkoop een octrooi. De keerzijde van die medaille is dat Nederlandse registratie-octrooien vaker dan Europose octrooien ten onrechte of te ruim verleend worden. De aanvraag wordt immers niet beoordeeld op zijn octrooieerbaarheid en op de juistheid van de formulering, maar-enkel op een aantal formaliteiten. Als vervolgens over die registratie-octrooien geprocedeerd wordt is het aan de niet-technisch geschoolde rechter om te oordelen over de uitvindingshoogte van die octrooien, terwijl dat een vraag is voor het wel in de techniek geschoolde Bureau voor de Industriele Eigendom (de 'Octrooiraad'). Het onderzoek van Clifford Chance beslaat 380 uitspraken van de rechtbank Den Haag in de periode januari 1995 tot augustus 2002. Na 1995 werd naar verhouding 2,5 vaker met een registratie-octrooi geprocedeerd dan met een regulier octrooi. De rechter komt bij die octrooien circa 40 procent vaker tot het oordeel dat er inbreuk gepleegd wordt. De registratie-octrooien vormen dus een geducht wapen in handen van een concurrent. Het komt voor dat een bedrijf wordt lastiggevallen door concur- renten die met een registratie-octrooi in de hand een product of fabricage van de markt willen houden. Dan moet het bedrijf zich laten adviseren door een octrooigemachtigde en een advocaat. Omdat het registratie-octrooi nog niet inhoudelijk is beoordeeld, zullen die adviseurs meer werk moeten verzetten om te controleren of dat registratie-octrooi wel verleend had mogen worden. Dat is een rem op innovatie. Want wie niet innoveert, loopt ook geen risico tegen andermans 'prul-octrooi' aan te lopen. De resultaten van het onderzoek zijn zorgelijk Octrooien worden verleend om innovatie te stimuleren. Maar nu blijkt dat met registratie-octrooien vaker en succesvoller geprocedeerd wordt dan met zorgvuldig  onderzochte octrooien. Dat is niet alleen een aanwijzing dat het systeem niet goed functioneert maar lijkt aan te geven dat deze wetgeving averechts werkt. Anders dan de Evaluatie van 2001 door het ministerie van EZ suggereert is er wel degelijk reden om de vermeende zegeningen van deze wet onder de loep te nemen. Zeker wanneer uit diezelfde Evaluatie blijkt dat die wet ook niet heeft geleid tot de beoogde toename van het aantal door het midden- en kleinbedrijf gehouden octrooien. Een rechtvaardiging voor dit systeem van registratie-octrooien ontbreekt dus. Ondertussen wordt het Nederlandse bedrijfsleven met hogere kosten en procesrisico's geconfronteerd. Dat is schadelijkvoor de Nederlandse concurrentiepositie. Als de conclusie dan toch nog zou zijn dat Nederlandse registratie-octrooien gehandhaafd moeten blijven, dan is in ieder geval een herziening van het procesrecht op zijn plaats. Dan zou moeten gelden dat in geval van een procedure bij de rechter eerst een volledig oordeel van het Bureau voor de Industriele Eigendom over de octrooieerbaarheid van de vinding noodzakelijk is. Zo voorkomen we dat in te veel gevallen de houder van een prul-octrooi de overwinnaar is.